Pioniers met visie en durf
Daan van der Have, Hans Loos en Dorine de Vos zagen de potentie van het vervallen, voormalige hoofdkantoor van de Holland-Amerika Lijn op de kop van de ook al niet florissante Wilhelminapier. De drie horecaondernemers hadden helder voor ogen wat ze wilden met het gebouw en de locatie. Toen de pioniers op 5 mei 1993 Hotel New York openden, zetten ze daarmee de nog te ontwikkelen Kop van Zuid op de kaart. Volgens deskundigen wezen ze Rotterdam bovendien de weg naar een toekomst als toeristenmagneet.
Ze verkochten hun magnum opus in 2001, maar komen nog geregeld in het restaurant van Hotel New York. Ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan worden Van der Have, Loos en De Vos samen geïnterviewd in één van de vergaderruimtes van Hotel New York: het directievertrek Reuchlin. Een passende plek want de statige boardroom is vernoemd naar Otto Reuchlin, een van de oprichters van de Holland-Amerika Lijn.
Hoe is het om hier nu terug te zijn?
Hans: “Goed. Ik kom hier nog regelmatig.”
Dorine: “Ja, wij ook.”
Daan: “Wij begonnen dit hotel vanuit een groot verlangen naar een typisch Rotterdams stadshotel. Een hotel waar wij als bewoners zelf graag zouden komen. Toen we eenmaal eigenaar en exploitant waren, was het echter onmogelijk om het zelf te gebruiken zoals we graag hadden gedaan. Sinds we geen eigenaar meer zijn, kan ik hier onbevangen zijn. Als klant.”
Dorine: “Dat heb ik ook. Ik ben er echt los van. Best wel gek. Maar ik had dat al heel snel. Ik heb er persoonlijk niets mee te maken, terwijl ik er persoonlijk wél iets mee te maken heb. Ik vind het gewoon leuk om in het restaurant te zitten. Dan kijk ik rond en denk ik: goh, wat een leuke plek! En de ziel van Hotel New York van 25 jaar geleden zit er nog steeds in. Dit gebouw en deze plek zijn zó sterk. Het is magie. In deze functie is het uiteindelijk een plek van en voor de Rotterdammers geworden.”
Hoe is het idee ontstaan?
Daan: “Hans en ik hadden al een aantal horecagelegenheden in Rotterdam. Dorine, die voor ons Floor, Zocher en Café Loos had ingericht, was eigenaar van Café Schlemmer in Den Haag. De gedachte aan een hotel sluimerde, zowel bij ons als bij Dorine.
Op een dag kwam ik hier op de pier om samen met mensen van LantarenVenster en Mojo te kijken of we van de Vertrekhal een concertzaal konden maken. Toen we met dat gezelschap langs dit gebouw liepen, zei Berry Visser van Mojo: ‘Zo, dat zou een mooi hotel zijn.’ Toen viel bij mij onmiddellijk het kwartje. Hans was ook enthousiast en vervolgens hebben we Dorine erbij gevraagd.”
Wanneer was dat?
Daan: “In 1991. De Wilhelminapier was nog eigendom van een belegger. Directeur Jan Doets van het Grondbedrijf Rotterdam was namens de stad bezig met de verwerving van het gebied. Hij zag ons plan wel zitten, maar we moesten wachten. Toen de gemeente eigenaar was, heeft hij ons met Riek Bakker (destijds directeur Stadsontwikkeling, red.) en wethouder Jan Laan samengebracht. Riek werd de grote trekker van de Kop van Zuid én de grootste voorvechter van ons plan: als het lukte om zo’n statement te maken, was dat een belangrijke opmaat voor de verdere ontwikkeling van de pier. Op allerlei gebieden heeft de gemeente ons ongelooflijk geholpen.”
Werden jullie niet voor gek verklaard?
Dorine: “In eerste instantie wel.”
Daan: “In tweede instantie ook, hahaha. Maar we gingen het gewoon doen, omdat we vonden dat we het moesten doen. Ook al was het risicovol.”
Hans: “Het was één groot avontuur. We hebben ongeveer een jaar lang de bouw voorbereid. Hielden we hier in het gebouw kantoor. Steenkoud in de winter en bloedheet in de zomer. Hier hebben we alles bedacht. Ook tijdens de bouw waren we zes, zeven dagen per week aanwezig.”
Hoe ingrijpend was de renovatie?
Hans: “We hebben vooral het oorspronkelijke gebouw ‘gevolgd’. We hebben de in de loop der tijd geplaatste tussenwanden en verlaagde plafonds eruit gehaald. Zodat op het laatst mooie, grote open ruimtes ontstonden. Met dozen deelden we vervolgens de kamers en andere ruimtes in. Zo konden we inschatten hoe het zou worden, beter dan op de tekening. We waren geen architecten, maar namen die rol wel op ons.”
Daan: “De feitelijke bouw ging snel. Dat was Hans’ verdienste. De investering was ongelooflijk hoog; dus hij had bedacht: als we het heel goed voorbereiden, kunnen we in korte tijd bouwen. Dan geven we het geld zo laat mogelijk uit en begint zo snel mogelijk de exploitatie – waar we het uiteindelijk van moeten betalen.”
Hans: “Normaal heb je met de toekomstige exploitant, de architect, de aannemer en de eigenaar vier partijen die steeds met elkaar moeten overleggen. Hier hadden wij al die rollen zelf. Dus konden we snel besluiten nemen waar je normaal vier bouwvergaderingen voor nodig hebt.”
Waarom hebben jullie voor de naam ‘Hotel New York’ gekozen?
Dorine: “Dat is een grappig verhaal. Eigenlijk wilden we er ‘Hotel Holland-Amerika Lijn’ van maken. Ook omdat dat nu eenmaal groot op de gevel staat. Dat is mislukt door de idiote eisen van de Amerikaanse directeur van de rederij…”
Hans: “Die ging akkoord op voorwaarde dat wij te allen tijde een flink aantal kamers voor hen beschikbaar zouden houden als ze in Rotterdam waren. Ja, dág!”
Dorine: “Toen hadden we ‘Hotel Amerika’ bedacht. Maar er bleek een klein hotelletje in Hoek van Holland met die naam te zijn en de eigenaar zei: ‘No way, zo heten wij’. Daarna is het ‘Hotel New York’ geworden.”
Hans: “En toen kwamen we er achter dat er al een hotel New York in Amsterdam bestond.”
Dorine: “Ik ben langs geweest met een bos bloemen. Die eigenaar zei: ‘Oh, wat leuk joh. Helemaal niet erg.’ Die dacht natuurlijk: mensen die naar Amsterdam willen, gaan echt niet naar Rotterdam. In die tijd was dat natuurlijk ook zo.”
Ging het meteen na de opening lopen?
Hans, lachend: “Ja, dat was echt vreselijk. Het voelde twee jaar lang alsof we op een wild paard zaten.”
Daan: “Ik heb jankend op de trap gezeten. Ik zag het even niet meer zitten, zó druk was het in het restaurant. We begonnen met vijftien koks, geloof ik, en binnen vier maanden waren het er vijftig.”
Dorine: “De Rotterdammers kwamen massaal. Men vond het bijzonder om het gebouw van binnen te zien. Iedereen had wel een opa of neef die hier op kantoor of op een van de schepen had gewerkt.”
Daan: “Onze filosofie was ook dat iedereen hier terecht moest kunnen. Je kon voor weinig geld een lekker varkenshaasje eten, maar ook helemaal uit je dak gaan, met oesters, kreeft en weet ik wat allemaal. De drempel was laag, maar áls je je chique voelde of je chique wilde gedragen was je ook welkom.”
Met de bedden was iets speciaals, is het niet?
Dorine: “Die sliepen heerlijk. Ze waren zó comfortabel… Dat was destijds niet gebruikelijk. Thuis sliep iedereen nog gewoon op een plank met een schuimrubber matras sliep. We hebben meerdere bedden besteld en daar combinaties van gemaakt. Heel wat gasten wilden ook thuis zo’n bed. We hebben er best veel van verkocht. Compleet met lakens, dekbedden en kussens.”
Hans: “Het idee erachter was dat als je in een vreemde stad logeert, je een goed bed en een mooie badkamer wilt. En als je naar beneden gaat, wil je in het restaurant de stad en de mensen uit die stad ontmoeten. Niet alleen maar andere reizigers. En hier kwamen juist ook de Rotterdammers zelf eten.”
In 2001 hebben jullie het bedrijf verkocht. Waarom?
Hans: “Op een gegeven moment ga je jezelf herhalen. Dan gaat de spanning er een beetje af, hoe prachtig het bedrijf ook was. Daar kwam bij dat een aantal van de leidinggevenden, die we hadden meegenomen uit onze vorige zaken, aan iets anders toe waren. En wij hadden het bedrijf toch heel erg samen met hen opgebouwd.
Met de Watertaxi, die we meteen in 1993 waren gestart om Hotel New York bereikbaarder te maken toen de Erasmusbrug er nog niet was, zijn we wel doorgegaan. Daarvan zijn Daan en ik nog steeds eigenaar.”
Daan: “Hans en ik hebben ook nog een kantoor aan de overkant, in de Fenixloods op Katendrecht. We kunnen de boel hier dus nog steeds goed in de gaten houden…”
Tekst: Martin Dekker
Foto: Ferdy Collewijn